KAN DE TREIN OOIT WEER TOT STILSTAND WORDEN GEBRACHT?
ontwikkelingen in de Molukse gemeenschap in Nederland voor en na de kapingen

 

Dieter Bartels

Deze analyse kwam tot stand in de periode 1983-'85, waarin de schrijver werkzaam was op het Centrum voor Onderzoekvan Maatschappelijke Tegenstellingen (Universiteit van Leiden), en onderzoek verrichtte naar socialisatieprocessen en identiteitsvorming onder Molukkers in Nederland. Het onderzoek werd gesubsidieerd door het Ministerie van WVC, en uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers. Een eerdere versie van het artikel werd gepresenteerd op het South East Asian Studies Research Seminar, University of Kent, Canterbury, Engeland, op 7 december 1984. De schrijver is grote dank verschuldigd aan Andre K?bben, Roy Ellen, Benedict Anderson, Ferry Siwabessy en Lies de Fretes voor hun kritische kanttekeningen en waardevolle opmerkingen.

1. inleiding

25 April 1985, kort na zonsopgang. In Molukse woonwijken van over Nederland verspreide stadjes komen rillende mensen bijeen rond de vlaggemast bij de kerk. Het hoogtepunt van een korte plechtigheid met gebeden, toespraken en gezang is het hijsen van de vlag van een land, dat momenteel slechts bestaat in de harten van de aanwezigen. Onmiddellijk na de plechtigheid klimmen de mensen in gehuurde bussen, stappen in treinen of zoeken een plaatsje in partikuliere auto's om aan hun jaarlijkse pelgrimstocht naar de Houtrusthallen in Den Haag, de politieke hoofdstad van Nederland, te beginnen. Op deze dag herdenken ze de onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek der Zuid-Molukken (Republik Maluku Selatan,meestal aangeduid als RMS), vijfendertig jaar geleden, en ze treuren tegelijkertijd over vierendertig jaar ballingschap in Nederland.

De jaarlijkse samenkomst heeft eigenlijk twee doelstellingen. Ze is ten eerste bedoeld om het Nederlandse volk, en in het bijzonder de Nederlandse regering, te herinneren aan hun blijvende plicht om de Molukkers te helpen met de vestiging van een vrij thuisland, onafhankelijk van Indonesië, waarheen de bannelingen in Nederland dan vrijwillig zullen repatriëren. De tweede doelstelling is binnen de ballinggemeenschap zelf het streven dat doorgaans wordt aangeduid als het 'RMS-ideaal' of de 'RMS�ideologie'1, opnieuw te bevestigen, om zowel naar binnen als naar buiten toe solidariteit te tonen.

traditie

In de loop van de jaren hebben de festiviteiten een vast patroon gekregen: de plechtige binnenkomst van de RMS- regering-in-ballingschap wordt gevolgd door het met militair vertoon hijsen van de vlag en het emotionele zingen van het volkslied door de duizenden aanwezigen in de halIen. Na een rede van de RMS-president J.A. Manusama volgen gewoonlijk toespraken van een prominente Nederlandse medestander, en tegenwoordig van de leiders van andere Indonesische onafhankelijkheidsbewegingen, met name Atjeh, Papua (Irian Barat) en Timor Deli (Oost Timor).

Tijdens de toespraken gonst het in de smoorhete hallen als een bijenkorf. Alleen de waardigheisbekleders op de voorste rijen blijven op hun stoelen zitten. De menigte zwermt heen en weer, verstopt de gangpaden, verdringt zich in hoeken of rond de tafels met etenswaren. Overal begroeten mensen met veel vertoon vrienden, bekenden en familieleden. De meeste toespraken hebben ze eerder gehoord, maar wanneer een spreker de harten steelt met iets nieuws, belonen ze hem met een donderend applaus. Voor alles is de manifestatie echter een gelegenheid om elkaar weer te ontmoeten en nieuwtjes uit te wisselen: een groots familiefeest, dat meer bijdraagt aan de eenheid binnen de gemeenschap en de vitaliteit ervan meer tot uitdrukking brengt dan welke toespraak vanaf het podium ook.

De verschillende traditionele dansgroepen en zangkoren die in de tweede helft van de middag optreden, weerspiegelen de overheersende stemming onder de aanwezigen, een mengeling van weemoed en vreugde. Op de gezichten van jong en oud zijn, afwisselend of gelijktijdig, gevoelens van verlies en wanhoop, overweldigend heimwee naar de verre eilanden, frustratie te lezen, maar ook uitbundige levensvreugde, vrolijkheid, en het geluk onder vrienden te verkeren.

Men zou de indruk kunnen krijgen, dat het jaarlijkse ritueel niet meer is dan een herhaling van eerdere ceremonies, behalve dat de fiere, rechte gestalte van president Manusama met het verstrijken van de jaren brozer is geworden en de geuniformeerde mannen op het podium haast onmerkbaar zwaarder van postuur zijn geworden. En terwijl de klok wreed verder tikt, raken de gelederen van de oude soldaten uitgedund, taant de hoop van hen die achterblijven, en neemt het aantal belangstellenden af.

aanwezigheid van jongeren

In 1985 was er echter een opvallend verschil. Er waren veel meer jongeren aanwezig dan in voorgaande jaren. Zij kwamen niet alleen om de RMS-festiviteiten bij te wonen, maar trokken 's morgens met duizenden onder het roepen van RMS-leuzen door de straten van Den Haag. De politie had de straat waarin de Indonesische ambassade is gelegen, afgesloten, maar toen de demonstranten in de buurt kwamen, konden ze hun opgekropte emoties niet onderdrukken. Groepen jongeren maakten zich los van de demonstratie en braken door het politiekordon om voor de poorten van de ambassade hun woede en frustratie te uiten. Er vlogen stenen over het hek en verschillende ruiten sneuvelden, voordat de demonstranten tenslotte vreedzaam weggingen, door hun eigen leiders aangespoord om zich weer bij de hoofdgroep aan te sluiten en zich tenslotte voor de Houtrusthallen te verspreiden.2

In de loop der jaren hadden steeds meer jongeren verstek laten gaan op de bijeenkomst, omdat ze teleurgesteld waren over het gebrek aan voortgang in de RMS-strijd. Ze hadden het vertrouwen verloren in leiders, die door hen als bang en onbekwaam werden aangemerkt, en ze waren ontmoedigd geraakt door het besef, dat hun eigen vaak gewelddadige pogingen in de jaren '60 en '70 om de Nederlandse regering tot handelen te dwingen en internationale steun te verwerven

vruchteloos waren geweest. Toch was de vijfendertigjarige herdenking voor velen van hen zo bijzonder, dat ze voldoende aanleiding vormde om weer te komen. Niet omdat ze plotsklaps opnieuw in de beweging waren gaan geloven, maar, zoals bijna iedereen desgevraagd verklaarde, als een eerbewijs aan hun ouders en ouderen.

Hoewel de demonstratie en de daaropvolgende festiviteiten nostalgische beelden van hun felle strijd opriepen, overheerste toch een ander soort nostalgie. De jongeren3 beseffen steeds meer, dat met het geleidelijk uitsterven van de eerste generatie een tijdperk uit de geschiedenis van de Molukse ballingschap wordt afgesloten. Bovendien beseffen ze, dat hun gemeenschap steeds sneller aan het veranderen is. Door bij deze gelegenheid in grote getale op te komen om solidariteit en erkenning voor het leed van hun ouderen te tonen bevestigden ze hun eigen banden met het verleden en een blijvende toewijding aan de Molukse gemeenschap tegenover deze veranderingen en tegenover een onzekere toekomst.

opzet

In de volgende uiteenzetting wil ik enkele van de belangrijkste ontwikkelingen binnen de Molukse gemeenschap in ballingschap, in het bijzonder onder de voormalige leden van het zogeheten KNIL4 en hun gezinnen, sinds hun aankomst in Nederland in 1951, analyseren, en hierbij bijzondere aandacht besteden aan de uitwerking van de beruchte kapingen in het midden van de zeventiger jaren. Mijn stelling luidt, dat, hoewel de kapingen (en aktiviteiten in verband hiermee) volstrekt faalden in het bevorderen van RMS-aspiraties, het erop volgende schokeffekt de Molukse gemeenschap uit haar sociaal-kulturele verdoving wakker schudde: het versnelde vele veranderingen die reeds gaande waren, en vooral, het dwong de Molukse gemeenschap tot herwaardering van haar positie in de Nederlandse samenleving en tot bezinning op nieuwe richtingen, parallel aan of zelfs voorbij het RMS-ideaal.

2. korte geschiedenis van Molukkers n Nederland

Laten we beginnen met een kort historisch overzicht. De Molukken, een groep eilanden in het oostelijk deel van de Indonesische archipel, waren eens vermaard om hun specerijen. In de negentiende eeuw ging het gebied ekonomisch sterk achteruit. De Nederlandse belangen verplaatsten zich naar Java en andere eilanden. De taak deze gebieden te veroveren, te pacificeren en onder kontrole te houden was in handen van een koloniaal leger van inheemse en Nederlandse soldaten onder bevel van Nederlandse officieren, het eerder genoemde KNIL.

Belanda Hitam

Zoals de Britten in Birma gebruik maakten van de Christelijke Karen, rekruteerden de Nederlanders bij voorkeur hun soldaten onder etnische minderheden die waren overgegaan tot het Christendom, zoals de Menadonezen en Molukkers, aangezien zij het betrouwbaarst werden geacht. Van alle groepen bewezen de Molukkers het in hen gestelde vertrouwen het meest waard te zijn. Ze waren niet alleen harde en onverschrokken soldaten �die vaak als stoottroepen in probleemgebieden als Atjeh werden ingezet�, maar ze ontwikkelden ook een onvoorwaardelijke en zelfs fanatieke trouw aan de Nederlanders, in het bijzonder aan het Huis van Oranje. Ze vereenzelvigden zich zo volledig met de Nederlanders, dat ze zichzelf als 'Zwarte Nederlanders' (Belanda Hitam) aanduidden.5

Net als de doorsnee Nederlander begonnen ze de opstandige bevolkingsgroepen in Nederlands-Indiaë die met hun hulp werden onderworpen, als `hun vijanden' te zien.6

Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-India in de Tweede Wereldoorlog lieten de Molukkers hun meesters niet in de steek. Van degenen die niet in gevangen-schap raakten, vochten velen moedig in de ondergrondse, en degenen die in de kampen werden gestopt, deelden hun magere rantsoenen met de Nederlandse krijgs-gevangenen en redden menige Nederlander het leven. Toen de Nederlandse troepen na de Japanse nederlaag terugkwamen, namen de meeste Molukse militairen onmiddellijk weer dienst om tegen de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging te vechten. Hun aantal groeide aan door vele nieuwe rekruten van de Molukken.7

dekolonisatie

De soevereiniteitsoverdracht eind 1949 en de daaropvolgende ontmanteling van de federale staat ten gunste van een eenheidsrepubliek Indonesië leidde tot massale verwarring en toenemende paniek, niet alleen onder Molukse KNIL-soldaten, maar ook onder de gewone bevolking op de Molukken. Hoewel er een niet onaanzien-Iijke pro-Indonesische beweging was, borgen vele Christenen hun Nederlandse vlag zorgvuldig op, in de vertwijfelde, maar vage hoop dat de Nederlanders uiteindelijk zouden terugkomen. Velen waren bang, dat de Javanen wraak zouden nemen voor de rol die de Ambonezen in het koloniale rijk hadden gespeeld, en er deden geruchten de ronde, dat alle Christenen zouden worden besneden en onder dwang tot de Islam zouden worden bekeerd. Federalisten zoals Manusama, een Nederlands opgeleide civiel ingenieur en leraar, die op Java was geboren en pas in 1947 voor het eerst voet zette op Ambon, overtuigde velen ervan, dat alleen een federate staat hen zou verzekeren van een zekere autonomie tegenover Javaanse overheersing.

Moluccan Camps and Wards in Holland 1965

Toen de federate luchtbel uiteenspatte, raakten de Ambonezen in paniek, volgens alle, ook hun eigen, verslagen. Ze verklaarden hun onafhankelijkheid op 25 april 1950, en maakten daarbij aanspraak op het gebied van de Centrale en Zuidoost-Molukken.8 Deze luchtbel barstte eveneens, toen de nieuwe Indonesische regering een blokkade instelde en haar strijdkrachten vervolgens Ambon aanvielen en de “opstandelingen” na enkele maanden en pas na heftig verzet overwonnen. Een guerillabeweging zette onder leiding van Dr. Christiaan Soumokil de strijd tot in de zestiger jaren voort op het grote eiland Ceram.9

de KNIL-soldaten

Ondertussen weigerde de grote meerderheid van elders in Indonesië, voornamelijk op Java, gelegerde Molukse KNIL-soldaten uit angst voor vergelding door de nationalisten te worden gedemobiliseerd op door de Republiek beheerst gebied of dienst te nemen in het TNI*. In plaats daarvan eisten

ze, dat hun ontslag zou plaatsvinden op Ambon of in westelijk Nieuw-Guinea (nu Irian Jaya), dat destijds nog onder Nederlands bestuur stond. Er ontstond een patstelling toen president Sukarno, bang dat de soldaten de RMS-beweging zouden versterken, op deze eis weigerde in te gaan.

Een delegatie van KNIL-militairen ging naar Nederland en bracht hun zaak voor de rechter. Deze stelde hen in het gelijk, waarop de Nederlandse regering besloot de vierduizend militairen en hun ongeveer vijfentachtighonderd gezinsleden in maart en april 1951 'tijdelijk' over te brengen naar Nederland.10 De meeste mensen verwachtten, dat de gemoederen binnen enkele maanden wat gesust zouden zijn en dat de Molukkers dan veilig naar de Molukken zouden kunnen terugkeren. Daar kwam natuurlijk niets van uit.

* Tentara Nasional Indonesia / Indonesisch Nationaal Leger (vert.)

ontslag

Na hun aankomst in het koude, vochtige Nederland kregen de soldaten zonder veel plichtplegingen ontslag aangezegd, en werden ondergebracht in kampen die over het hele land verspreid lagen, zoals de voormalige Duitse koncentratiekampen Schattenberg en Vught.11 Dit ontslag, in de vorm van een gestencild stukje papier, was verreweg de grootste flater die de Nederlanders begingen, en vormde de belangrijkste oorzaak van alle onrust in de daarop volgende jaren. De Molukkers voelden zich bekocht en behandeld als oud vuil. Tot op heden vinden velen, dat honden voor hun trouw beter zouden zijn beloond.12

Liefde en toewijding maakten plaats voor teleurstelling en verbittering. De trotse soldaten voelden zich in hun mannelijkheid aangetast en grepen gretig het RMS-ideaal aan om een zin in hun leven te behouden13

Tijdens het verblijf in de tochtige en uitgewoonde kampen kon men dromen van een op handen zijnde terugkeer naar de eilanden van herkomst. Vanaf het begin van de zestiger jaren echter werden de Molukkers groepsgewijs verhuisd naar nieuw gebouwde wijken, vaak gelegen in wat toen de buitenwijken van kleine en middeigrote steden waren. De solide, saaie, stenen bouwwerken symboliseerden duurzaamheid en een kleurloze toekomst in een vreemd land, een idee dat door de meeste Molukkers niet werd aanvaard.

De oudere generatie gaf het geloof nog niet op, dat de Nederlandse regering hen naar vrije Molukken zou laten terugkeren, overeenkomstig een belofte die hen volgens hun overtuiging is gedaan.14 Molukkers beschouwen een belofte (djandji) als een zeer ernstige zaak, die degene die haar maakt, aan bovennatuurlijke straf onderwerpt wanneer deze zijn beloften niet houdt; ze bleven daarom geloven, dat de door de Nederlanders gedane belofte tenslotte zou worden nagekomen.

3. de Molukse gemeenschap in de periode voor de kapingen

3.1. sociale kontrole

Het leven in de woonoorden, en waarschijnlijk ook gedurende de eerste jaren in de woonwijken, was gekenmerkt door extreme openheid. In de woonoorden waren de gezinnen slechts door vliesdunne wanden van elkaar gescheiden, en deuren waren nooit op slot. Men pleegde bij elkaars benauwde woonruimte in en uit te lopen zonder ooit op de deur te kloppen.

Gastvrijheid was vanzelfsprekend, evenals bereidheid tot onderlinge hulp. De Molukkers noemen dit masohi. Op Java staat het bekend als gotong-rojong. Vrijwel iedereen word uitgenodigd voor de talrijke doopfeesten, belijdenisson, bruiloften en natuurlijk begrafenissen, die de funktie plegen te hebben, dat ze eenheid in een vaak verdeelde samenleving scheppen. Zo waren uitgebreide feesten gebruikelijk, maar ook grootschalige vechtpartijen � en van beide genoot men schijnbaar even smakelijk. Ondanks de spartaanse, harde levensomstandigheden was het leven in de woonoorden ramai, vol pret. Het verschilde in zekere zin weinig van hun vorig leven in de militaire kampementen (tangsi) destijds in Indonesië. Het hoeft niemand te verbazen, dat in een dergelijke open leefsituatie de sociale kontrole zeer sterk was, en af en toe benauwend. Individuen hadden weinig ruimte voor persoonlijke vrijheid. ledereen had zich te schikken naar gevestigde, streng opgelegde regels en normen van adat (gewoonterechtsregels en tradities) en van de militaire gedragskode.15

3.2. rekonstruktie van de adat

In Nederland word de adat strikt nageleefd. Waarschijnlijk strikter in de diaspora dan in Indonesië. Maar het was overwegend aangeleerde adat, dat wil zeggen, de ex-soldaten volgden gebruiken en regels,

en legden ze op aan hun kinderen, zonder veel te weten van de achterliggende levensbeschouwing. De meesten van hen hadden hun geboortedorp (negeri) ongeveer als twintigjarige verlaten, te jong om volledig ingewijd, of zelfs geïnteresseerd, te zijn in de finesses van hun eigen kultuur. Ongeveer tien procent van hen was buiten de Molukken geboren en was dus nog minder op de hoogte.

Bijgevolg moest de adat in veel gevallen stukje bij beetje worden gerekonstrueerd uit het weinige, dat iedereen zich herinnerde. Het eindresultaat verschilde soms van streek tot streek in Nederland, en week nu en dan aanzienlijk af van de manier waarop een bepaald gebruik op de Molukken werd, en wordt, gehanteerd.

Een voorbeeld hiervan is pela, een vorm van bondgenootschap tussen dorpen, dat op wederzijdse hulp is gebaseerd. In de Centrale Molukken is een huwelijk tussen leden van de verbonden dorpen, op enkele uitzonderingen na, streng verboden; bij het bepalen tot welk dorp iemand behoort en met wie hij dus 'pela' is, volgt men de patrilineaire lijn.16 In Nederland echter herleiden Molukkers hun dorp van herkomst bilateraal. Dit betekent, dat jonge mannen of vrouwen niet alleen de pela van hun vader moeten rekenen, maar ook die van hun moeder en, in het verlengde hiervan, van hun grootouders aan beide zijden, enz. � tot aan drie tot zeven generaties terug. Terwijl iemand op de Molukken daarom slechts rekening hoeft te houden met een klein, vast aantal pela, kan een Molukker in Nederland uitkomen op een zeer uitgebreid en steeds toenemend aantal pela, waardoor zijn of haar keuze van een huwelijkspartner aanzienlijk wordt beperkt. Binnen enkele generaties zal iedereen pela van elkaar zijn, en Molukkers zullen exogaam moeten trouwen (dat wil zeggen, met partners van andere etnische groepen), als ze niet terugkeren naar de oorspronkelijke regels of deze anderszins wijzigen.

3.3. eenheid en versplintering

Men kan stellen, dat tot het midden van de jaren zeventig de adat en de Molukse levensstijl als zodanig over het algemeen werden geaccepteerd als gegeven en slechts van secondair belang. Wat voorop stond in het gemeenschapsdenken, was de RMS-ideologie. Voor de groep was slechts een enkel doel van belang: de terugkeer naar een onafhankelijke staat op de Molukken.17 Maar de Molukkers konden het praktisch vanaf het begin niet eens worden over een gemeenschappelijke strategie om dit doel te bereiken. Talrijke bewegingen kwamen op en verdwenen, waarbij de !eiders veelvuldig eerder volgelingen kregen op basis van traditionele trouw aan familie, dorp, pela of eiland dan door de aantrekkingskracht van bepaalde ideologiëen. Er werden verschillende pogingen gedaan om tot eenheid te komen. In december 1962 besloten verscheidene groeperingen om een federatie in het leven

te roepen, Badan Persekutuan (BP) geheten, en toen dit mislukte, werden de verschillende groepen binnen de BP in juni 1966 ontbonden om een nieuw eenheidsfront te vormen, Badan Persatuan Rajat Maluku Selatan (BPRMS) geheten. Op deze zelfde bijeenkomst werd de vorming van de Pemerintah Darurat ('Noodregering') aangekondigd, met J.A. Manusama als president. Deze regering in ballingschap kreeg de ruggesteun van de BPRMS toegezegd, die aanspraak kon maken op de steun van een meerderheid van Molukkers in Nederland.18

Dit maakte geen eind aan de partijtwisten. Een nieuwe uitdager betrad de piste in 1968, toen een charismatische en kleurrijke ex-KNIL sergeant, I.J. Tamaela, een beweging oprichtte, die in de wandeling bekend staat als Missie Militer (later gewijzigd in Front Siwa Lima), en zichzelf het jaar erop uitriep tot president van een tegenregering. Tamaela klaagde Manusama aan, omdat hij er niet in geslaagd was voortgang te brengen in de RMS-zaak, vooral in de internationale arena; zelf het hij zich niet in met Nederlandse gezagsdragers, maar richtte alle inspanningen op de Verenigde Naties, en begon voor zichzelf in de Verenigde Staten. Hij sloeg zijn belangrijkste slag, toen hij erkenning voor zijn beweging verwierf van de Afrikaanse staat Benin (voorheen Dahomey); dit bood nieuwe hoop aan vele Molukkers die eveneens teleurgesteld waren over de stagnatie van de RMS-strijd. Tijdens de eerste jaren van de 'Missie'-beweging kwam het in vele Molukse gemeenschappen tot gewelddadige botsingen tussen de aanhangers van Tamaela en Manusama. De beweging verloor in de jaren zeventig veel van haar stuwkracht, en heeft zich sinds de dood van haar profeet in Benin in 1978 weinig aktief meer betoond; van de oorspronkelijke aanhangers dragen velen echter nog steeds de mentale littekens van de heftige vervolgingen waaraan ze door de Manusama-krachten zijn blootgesteld, en ze blijven die groep vijandig gezind.

Zoals men ziet, is er veel energie verbruikt in bittere interne strijd tussen RMS-ers en degenen die van ontrouw werden verdacht, alsook tussen de verschillende partijen en splintergroeperingen die achter de RMS stonden. Juist met betrekking tot deze strijd was de sociale kontrole het scherpst. Mensen die van de lijn afweken, werden vaak met de dood of lichamelijk letsel bedreigd, of als verraders gebrandmerkt en in de ban gedaan. In de woonoorden en woonwijken werd geen oppositie geduld.

Tijdens deze allesomvattende strijd voor en binnen de RMS, verzuimden de verschillende !eiders grotendeels om ofwel hun mensen voor te bereiden op een uiteindelijke terugkeer naar hun moederland ofwel het hoofd te bieden aan het leven, hoe tijdelijk ook, in Holland. Tot aan de periode van de kapingen vond er nauwelijks diskussie plaats over de levensvatbaarheid van adat, over aanpassen aan de Neder-_Iandse situatie, of over gebruik maken van onderwijskansen en ekonomische mogelijkheden die in Nederland of op de Molukken van pas zouden kunnen komen. In plaats hiervan was slechts een enkele visie aanvaardbaar en mocht men slechts een doel najagen: dat van de RMS.

3.4. sociaal-ekonomische achterstand een samenvatting

Gedurende deze jaren was de ekonomische vooruitgang zeer gering. Aanvankelijk vonden Molukkers wel banen tijdens de naoorlogse periode van hoogkonjunktuur aan het begin van de jaren vijftig, maar meestal als half- of ongeschoolde arbeider in fabrieken of op werven. Hun kinderen, doorgaans met een gebrekkige beheersing van het Nederlands, werden in de meeste gevallen doorgesluisd naar technische scholen (jongens) en huishoudscholen (meisjes). School- en beroepskeuzen werden grotendeels overgelaten aan de vaak paternalistische Nederlandse Ieerkrachten, deels, omdat de ouders niet in staat waren met de schoolstaf te kommuniceren, deels ook vanuit de nog heersende traditionele opvatting dat 'guru' (leerkrachten) een verheven status hebben en dat er aan de juistheid van hun beslissingen niet mag worden getwijfeld. Er waren natuurlijk uitzonderingen, maar rond 1970 pas begon een klein aantal jonge Molukkers zich op universiteiten in te schrijven.

De ekonomische en sociale vooruitgang werd voorts belemmerd door het ruimtelijk en psychologisch isolement van de Molukkers in hun woonoorden en woonwijken. Bijna alle woonoorden waren buiten kleine en grote steden gelegen. De meeste speciaal voor Molukkers gebouwde nieuwe wijken waren ook gesitueerd aan de toenmalige stedelijke zoom, gewoonlijk als op zich zelfstaande woonkernen, die Nederlandse en Molukse bewoners ruimtelijk van elkaar scheidden. Het isolement werd echter ook door hen zelf gezocht. Kontakten met de Nederlanders werden gemeden. Na de school- en werkdag pleegden Molukkers zich terug te trekken in de veiligheid van hun woonomgeving, waar hun gehele sociale leven zich afspeelde. Ze bleven in toenemende mate achter aan de rand van de samenleving, en werden geleidelijk door de andere etnische minderheden, die op een na alle veel later in Nederland aankwamen, voorbijgestreefd uit het oogpunt van ekonomische vooruitgang en van funktionele integratie in de Nederlandse samenleving in het algemeen.

3.5. stilstand en verandering:

Kort samengevat stond de Molukse gemeenschap voorafgaand aan de onrust aan het eind van de jaren zestig en de erop volgende kapingen kultureel op dood spoor; ontwikkeling in de richting van emancipatie en ekonomische vooruitgang werd geblokkeerd. Deze kennelijke stagnatie werd grotendeels veroorzaakt, doordat men krampachtig vasthield aan de RMS-ideologie. Niettemin vonden onder de oppervlakte wezenlijke veranderingen plaats, die op den duur het zelfbeeld en de identiteit van Molukkers, alsook het sociale weefsel van de gemeenschap, ingrijpend zouden wijzigen. Vele van deze sluipende sociale veranderingen werden sterker en zichtbaarder na de kapingen, en zullen daarom in deze kontekst verderop worden besproken.

Ten tijde van de kapingen was de omvang van de Molukse bevolking in Holland verdrievoudigd tot naar schatting vijfendertigtot veertigduizend mensen. Hier zijn een paar duizend Molukkers bij gerekend, die ofwel voorheen tot de Nederlandse marine behoorden ofwel voor de Nederlanders hadden gewerkt in Nieuw-Guinea en voor de komst naar Holland hadden gekozen in 1962, het jaar dat westelijk Nieuw Guinea (West Irian) aan Indonesia werd overgedragen.19 De overige groei was het gevolg van een bevolkingsexplosie onder de voormalige KNIL ballingen, die nog steeds grote kulturele waarde hechtten aan grote gezinnen en nauwelijks bekend waren met methoden van geboortebeperking.

4. de kapingen en hun nasleep

4.1. radikalisering

Gedurende het midden van de jaren zestig groeide onder bepaalde groepen Molukse jongeren een toenemende onrust. Daze rusteloosheid moet gezien worden in de kontekst van de internationale jongeren revoltes, de demonstraties tegen de Vietnamoorlog, de algemene onvrede met de gevestigde orde en de diverse bevrijdingsbewegingen,20 in het bijzonder de Black Power-beweging in de Verenigde Staten. De Black Panthers maakten bijzonder grote indruk, niet alleen ideologisch, maar ook op de kleding en haarstijl van de jonge Molukkers. Afgezien van deze invloeden van buiten of moeten de wortels van onrust binnen de Molukse gemeenschap worden gezocht.

Een interne gistingsbron kan de plotselinge overgang van het beschermde, op zichzelf staande kampleven naar veel onpersoonlijker woonomstandigheden naast de Nederlanders zijn geweest. Bovendien warden mensen uit de grote kampen verspreid over meerdere huisvestingsprojekten, soms op grote afstand van elkaar, waardoor familieleden van elkaar werden gescheiden en vriendschappen verbroken.

Kinderen uit de grote kampen, die op Molukse scholen hadden gezeten, vormden nu op Nederlandse scholen opeens een minderheid, die slecht was toegerust voor het volgen van het programma en voor de omgang met hun Nederlandse Ieeftijdgenoten.21

Temidden van de nieuwe beroering en onzekerheid zagen de jongeren het zinloze gekrakeel onder de leiders en het totaal gebrek aan vooruitgang in de RMS strijd. Hun ouders waren de schok van hun traumatische aankomst nog steeds niet te boven; het trauma was vergroot naarmate hun hoop op terugkeer met het verstrijken van de jaren vervaagde. De jongeren aanschouwden van zeer nabij het teed van de oudere generatie, die in toenemende mate gedesillusioneerd en teleurgesteld raakte over het vermeende verraad dat de Nederlanders hadden gepleegd. De oude soldaten en hun vrouwen voelden teleurstelling, geen haat. Zelfs wanneer ik hen tegenwoordig hun Ievensgeschiedenis hoor vertellen, bespeur ik zelden haat - alleen wanhoop en tranen van teleurstelling die hen over de wangen !open.

Haat brandde zonder twijfel in het hart van menige zoon en dochter, die in woede was ontstoken door de behandeling van hun ouders door de Nederlanders. De jongeren voelden het als hun verantwoordelijkheid hun ouders in ere te herstellen, of zelfs te wreken. Toch voelden de meesten zich even machteloos en wanhopig. Ook zij droomden van de paradijselijke, verre eilanden, hen door hun ouders met tropische warmte beschreven, terwijl ze zich tegelijkertijd voelden aangetrokken tot de weelden van het westerse leven. Ze zaten klem, vielen tussen wal en schip, zonder aan een van beide zijden thuis te zijn.

4.2. aktivisme

De jongeren, die over veel minder geduld beschikten dan hun ouders en heel wat minder vertrouwen stelden in de rechtschapen bedoelingen van de Nederlandse regering of in de daadkracht van hun eigen [eiders, raakten - vervreemd, ontworteld en machteloos als ze zich voelden - steeds verder geradikaliseerd. Bij het zien van het sukses van bevrijdings- en anti-autoritaire bewegingen, gingen ze ertoe over dezelfde patronen van ongehoorzaamheid en geweld over te nemen, en grepen net als terroristische groepen elders naar steeds hardere methoden om Nederland en Indonesia te dwingen naar hun eisen voor de vestiging van een vrije RMS te luisteren. De eerste grote aktie vond plaats in de nacht van 26 en 27 juli 1966. Militante jongeren staken als vergelding voor de exekutie van RMS-president Soumokil de Indonesische ambassade in Den Haag in brand.

Een paar jaar later, op 31 augustus 1970, vond weer een gewelddadige aktie plaats, toen Molukse jongeren de Indonesische ambassade bezetten aan de vooravond van het bezoek van president Suharto aan Nederland - het eerste bezoek van een Indonesisch staatshoofd aan het land van de voormalige koloniale machthebbers. Na afloop van dit zogeheten 'Wassenaar incident' (Peristiwa Wassenaar) had een Nederlandse politieman het leven gelaten.22

De volgende gebeurtenissen vonden plaats in 1975. Vietnam had het leger van de Verenigde Staten verslagen en verdreven, en de PLO-terroristen hadden spektakulaire kapingen en ontvoeringen uitgevoerd. In dat voorjaar werd een plan verijdeld om koningin Juliana te kidnappen. Maar in december kaapten jonge Molukse extremisten een trein in de omgeving van Assen (in het noorden van Nederland), waar de grootste koncentratie Molukkers is gevestigd. Nog geen twee dagen later maakte een andere groep zich meester van het Indonesische konsulaat in Amsterdam. Vier mensen kwamen om het leven, alvorens beide groepen zich aan de autoriteiten overgaven. Twee jaar later haalden Molukkers opnieuw de koppen in de wereldpers. In mei 1977 voerden twee verschillende groepen (opnieuw uit het Noorden) de bezetting van een lagere school en de kaping van nog een trein uit, waarbij ze in totaal 105 kinderen en 59 volwassenen gijzelden. Twintig dagen later heroverden Nederlandse toepen de trein en de school. Zes terroristen en twee gegijzelden vonden de dood.23

De vier treinkapingen en gijzelakties in 1975 en 1977 waren wanhoopsdaden van kleine groepen jonge mensen - in totaal zesentwintig mannen en een vrouw - die eenvoudig ten eide raad waren. Het waren vrienden, die min of meer spontaan handelden, geen samenzweerders met langetermijn-doelen, en ze hadden geen kennelijke verbindingen met internationale terroristische organisaties. Terwijl ze de voorpagina's van de wereldpers haalden en schokgolven door Nederland deden gaan, hadden ze de steun van andere jonge Molukkers: zij durfden in handelen om te zetten wat velen van hen destijds voelden.

4.3. gevolgen

De akties waren, heel voorspelbaar, voor wat betreft het bereiken van hun politieke doelen een volledige mislukking. Het was eveneens voorspelbaar, dat de akties geen sympathie voor de Molukse zaak opleverden, maar onder` de Nederlandse bevolking grote weerstanden wekten, die de positie van de Molukkers in Nederland eerder verzwaarden dan verlichtten.24

De akties hadden echter wel tot gevolg, dat de Nederlandse regering veel meer aandacht aan de Molukkers begon te schenken dan voorheen. Er werd kwistig geld besteed aan projekten ten behoeve van Molukkers, en er werd een Molukse adviesraad25 in het leven geroepen, waarvan men enige inbreng in regeringsbesluiten inzake Molukkers verwacht. Wellicht wonnen de Nederlanders tijd, maar het politieke probleem bleef onopgelost.

De akties hadden ook tot gevolg dat de Molukse gemeenschap in Nederland zich meer een voelde dan ooit tevoren. Dit had twee oorzaken. Enerzijds maakte het wijdverbreide schelden door Nederlandse burgers en het willekeurige landelijke politieoptreden tegen jongere Molukkers (waaronder buitenstaanders zoals Zuidoost-Molukkers en Ambonse Moslims) de Molukkers die buiten de wijken woonden en beter in het Nederlandse bestel waren geïntegreerd, plotseling bewust van hun kwetsbaarheid als raciale minderheid. Degenen die de wijken reeds lang hadden verlaten, voelden alle een nieuwe en grotere verbondenheid met de wijkbewoners; velen van hen keerden terug naar de wijken of besloten zich te vestigen in hun nabijheid, waar ze zich veiliger voelden.

Anderzijds, hoewel de meeste Molukkers het geweld niet vergoelijkten, aanvaardden ze kollektieve schuld, en daarbij voelden ze een enorme waardering voor het offer dat de jongeren voor hun volk (bangsa) hadden gebracht.

De gemeenschap, doorgaans verdeeld in ontelbare op sociale verscheidenheid en streekbinding gebaseerde partijen, godsdienstige en politieke groeperingen, werd een op de begrafenis van de kapers, die door de Nederlandse troepen werden gedood bij de herovering van de trein tijdens de kaping van 1977. De begrafenis werd door 17.000 rouwenden bijgewoond. Als het bedoeling van de kapers was een Moluks bewustzijn te doen herleven, zijn ze zeker in hun opzet geslaagd, om dit versterkte besef van Molukker zijn is tot vandaag blijven bestaan.

4.4. herorientatie

Deze dramatische gebeurtenissen hadden echter andere, onbedoelde uitkomsten die naar mijn oordeel veel wezenlijker waren, vanwege hun implikaties voor de toekomstige ontwikkeling van de Molukse gemeenschap in Nederland. De ironie wil, dat deze uitkomsten in veel opzichten haaks staan op wat de jonge idealisten voor ogen stond. Ik wil er nadrukkelijk op wijzen, dat ik de kapingen niet als de direkte oorzaak van deze ontwikkelingen beschouw, en nog eens benadrukken, dat enkele ervan voordien at waren ingezet. Ik beschouw de kapingen veeleer als een katharsis (en een katalysator), in die zin dat ze een zuiverend effekt hadden, dat Molukkers dwong om te komen tot onderzoek van zichzelf en hun idealen, en tot herwaardering van hun positie in Nederland.

Alvorens deze effekten te beschrijven dient er iets te worden gezegd over andere groepen immigranten die zich momenteel in Nederland aan het inrichten zijn. De in Indonesië geboren Indische Nederlanders die ongeveer tezelfdertijd als de Molukkers aankwamen, integreerden zo snel in de Nederlandse samenleving, dat de overheid hen graag presenteert als haar 'toonbeeld' van geslaagde aanpassing; zo geslaagd zelfs, dat de overheid hen niet eens meer als minderheid beschouwt.26 Opeenvolgende golven immigranten uit Suriname, de Nederlandse Antillen en het Middellandse Zeegebied kwamen alle vrijwillig naar Nederland, en hoewel ze te maken kregen met problemen van kultuurschok en diskriminatie, deden ze bewuste pogingen om althans struktureel te integreren.27 Dit geldt tot op zekere hoogte zelfs voor die delen van de Molukse samenleving in Nederland, die niet tot het KNIL-kontingent behoren.

De KNIL-Molukkers hebben voor enkele, zo niet de meeste problemen gestaan, die bovengenoemde groepen ook zijn tegengekomen, en hebben soortgelijke of overeenkomstige strategieen toegepast om ze op te Iossen (of zullen deze wellicht in de toekomst toepassen). Het unieke in het geval van de KNIL-Molukkers is, dat zij de enige etnische minderheid zijn geweest, die onwrikbaar verklaarde tegen haar wil in Nederland te zijn en zich als groep hardnekkig verzette tegen strukturele integratie - om maar niet te spreken van psychologische integratie, dat wil zeggen, vrijwillige assimilatie. De belangrijkste verschillen tussen hen en andere immigrantengroepen zijn dan ook niet zozeer gelegen in de soorten problemen of strategieen, maar in de uiteenlopende aanpassingsprocessen zelf.

De kapingen brachten veel Molukkers duidelijk met een schok tot een besef, dat er geen hoop is de RMS te bereiken en dat het uitzicht op een kollektieve terugkeer naar de Molukken in de nabije toekomst gering is. Meer of minder bewust beseften ze waarschijnlijk at veel eerder, dat ze gedurende langere tijd, of misschien voorgoed, in Nederland zouden moeten blijven. Wie zulke gedachten hardop uitsprak, zou echter onontkoombaar voor 'verrader' worden uitgemaakt. Tegenwoordig zijn niet slechts de kansen op duurzaam verblijf in Nederland bespreekbaar, maar zelfs de politieke en sociale problemen die een massale terugkeer teweeg zou brengen. Voor het eerst geven Molukkers zich rekenschap van de mogelijkheid van afwijzing door de mensen in het moederland, die niet alleen hun regelmatige aanvullend inkomen in de vorm van geldzendingen door hun relaties in Holland zouden verliezen, maar ook reeds schaarse bestaansmiddelen, in het bijzonder land, met hen zouden moeten delen. Molukse jongeren maken zich ook openlijk zorgen, dat hun leefstijl grondig verschilt, en dat mensen die op de eilanden leven, aanstoot zouden nemen aan pogingen om 'westerse' manieren van doen op te dringen, en zich er zeker tegen zouden verzetten, dat men in de politiek de baas over hen zou spelen.

Het is ook een open gespreksonderwerp geworden, of ze zich wel of niet zouden kunnen aanpassen aan een leven op de Molukken. Terwijl velen nog steeds vol overtuiging beweren dat ze met gemak afstand kunnen doen van westerse luxe en zichzelf kunnen bezighouden met werken aan de ontwikkeling van hun moederland, twijfelen anderen of ze wel zouden kunnen wennen aan de sanitaire omstandigheden daar. Het is tegenwoordig mogelijk, dat iemand openlijk mededeling doet van zijn besluit niet naar de Molukken terug te gaan, zelfs wanneer de RMS een feit zou worden. Daze verbreking van het taboe om openlijk over zulke onderwerpen te spreken heeft geleid tot een versnelling in het tempo van verandering, maar ook tot meer greep op de richting waarin deze verandering � of veranderingen � zullen gaan.

Een beslissende verandering heeft plaatsgevonden in de politieke sfeer. Het RMS ideaal, dat nog sterk leeft onder de ouderen die langzamerhand overlijden, is door velen in de middengeneratie (ongeveer in de leeftijd van 25 tot 45 jaar) op een laag pitje gezet, en is voor het grootste deel van de jongste generatie van duidelijk ondergeschikt belang. Individueel geluk en welzijn, hier en nu, staan voorop. Het is zeker nog te vroeg om het overlijdensbericht voor de RMS te schrijven, maar voor het moment heeft ze veel van haar betovering verloren. In Bovensmilde, het thuis van de kapers en voormalig RMS-bastion, verklaren jongere leiders nu in alle openheid, dat hun eerste zorg de welvaart van Molukkers in Nederland moet gelden. Een voorval, dat tijdens de akties aan de zijlijn plaatsvond, heeft wellicht evenveel bijgedragen aan het verval van het RMS-ideaal als het mislukken van de akties zelf. Het was een uitspraak door RMS-president Manusama, waarin hij verklaarde de kapers niet meer “als zijn kinderen” te beschouwen.28 De leeftijdsgenoten van de kapers, en vele andere Molukkers, vergaven het hem nooit - niet omdat hij de akties veroordeelde, maar omdat hij naliet verantwoordelijkheid voor al zijn mensen te nemen, ook al zouden ze ongelijk hebben. Een aanzienlijk verlies aan prestige en respekt is het resultaat geweest, niet alleen voor Manusama zelf, maar ook voor de politieke organisatie van de RMS, de Badan Persatuan. Destijds, en nog, beheerst de BP vele wijkraden. Maar haar leiders hebben sindsdien hun vroegere greep op de mensen goeddeels verloren, een ontwikkeling, die op haar beurt de groei van meer individuele vrijheid in de wijken heeft vergemakkelijkt.

5. zoeken naar identiteit en verwestering

Onmiddellijk na de kapingen drong het vraagstuk van identiteit zich rechtstreeks aan de Molukkers op: “Wie zijn wij Molukkers? Wat houdt het begrip Moluks in? Wat is onze positie in Nederland?”

Dit werden de centrale vragen, die een soms pijnlijke herbezinning op de Molukse samenleving in Nederland, op haar relatie tot de Molukken en tot het koloniale verleden op gang brachten. Het zoeken naar identiteit heeft vrijwel elk aspekt van de Molukse kultuur en samenleving beroerd, met inbegrip van geschiedenis, adat, taal, opvoeding, gezin en sociale verhoudingen, en godsdienst. Er waren, en zijn, natuurlijk meerdere benaderingen en oplossingen. Verschillende personen en groepen zochten elk naar eigen wegen.

Maar er zijn naar mijn mening enkele algemene tendenzen te bespeuren, die ik hieronder zal bespreken. Zoals we zullen zien, gaan sommige van deze ontwikkelingen in de richting van separatisme, terwijl andere aansturen op verdere integratie in de Nederlandse samenleving. In deze zin verkeren Molukkers nog steeds tussen wal en schip.

5.1. geschiedenis en adat

Er is grote belangstelling voor historische en antropologische Iiteratuur over de Molukken. Alles wat over Molukkers is geschreven, wordt zonder onderscheid gekocht of gefotokopieerd, en verzameld. Het Iezen hiervan heeft geleid tot een bewustzijn van koloniale geschiedenis, vooral met betrekking tot de niet-altijd-loffelijke aktiviteiten van de Nederlanders. De voormalige ‘wapenbroeders’ worden nu vaak gehoond, maar de opmerkelijke rol die Molukkers in de koloniale tijd speelden, blijft nog steeds grotendeels onbesproken. Etnografieën worden gebruikt om mythen over de prekoloniale, onbedorven Molukker te scheppen, een soort edele wilde, de 'Alifuru'.29 Dit zoeken naar de eigen wortels kreeert niet alleen etnische trots; er bestaat ook gevaar, dat de nieuw verworven kennis over het verleden de reeds aanwezige anti-Nederlandse gevoelens zal helpen versterken.

Ook de adat, zoals deze door de Molukkers in Holland wordt gepraktiseerd, is onderwerp van nauwgezet onderzoek geworden. De jonge mensen zijn niet meer tevreden met de mededeling van hun ouders, dat ze een bepaald gebruik moeten volgen omdat het adat is, of omdat het altijd op die wijze is gedaan. Ze willen de oorsprong en funktie ervan kennen, en hebben nogal wat kritiek gekregen op bepaalde gebruiken en volksgewoonten. De traditionele adat verliest hoe langer hoe meer haar funktie als een allesomvattende levenswijze. Het wordt meer een geriefelijk middel om de eigen identiteit tegenover de Nederlanders te markeren.

Zelfs de eerder genoemde pelabondgenootschappen worden belaagd, ondanks de welhaast heilige status van pela als de meest uniek Molukse instelling. De jongeren vinden de vele huwelijksbeperkingen een last, vooral omdat hun ouders niet in staat zijn geweest om de betekenis van pela aan hen uit te leggen op een manier, die in hun ogen het brengen van offers ervoor rechtvaardigt.

Terwil het zoeken en onderzoeken van adat aan intensiteit heeft gewonnen en vele jongeren ook de Molukken bezoeken om hun wortels te vinden, heeft zich tegelijkertijd echter een groeiende sociale afstand ontwikkeld tegenover hun 'thuisdorpen' op de Molukken, die uit het oogpunt van identiteit eens de centrale referentiepunten vormden.30 Op bijeenkomsten van dorpsverenigingen, de zogeheten kumpulan,31 klagen steeds meer jonge mensen bijvoorbeeld over de grote sommen geld, die worden ingezameld en naar de thuisdorpen gestuurd om allerlei projekten te financieren, en betogen, dat het geld beter besteed zou kunnen worden aan ondersteuning van jeugdaktiviteiten van de dorpsvereniging in Holland.

5.2. taal en onderwijs

De kwestie van de taal vormt een kernpunt voor de Molukkers. Bij hun aankomst in Nederland spraken de meesten Ambons Maleis, een regionale variant van Maleis die in de tangsi werd verrijkt met woorden en uitdrukkingen ontleend aan het Indonesisch en Javaans. In tegenstelling tot wat op de Molukken zeif heeft plaatsgevonden, waar de moderne woordenschat van het Ambons Maleis is uitgebreid door inlijving van Indonesische termen, bleef de versie van de soldaten in Holland betrekkelijk statisch. Aangezien Indonesische termen om politieke redenen werden afgewezen, zijn leemten in de woordenschat voor een deel opgevuld met Nederlandse leenwoorden. De in Indonesia geboren oudere generatie Molukkers is Ambons Maleis in deze vorm als het kommunikatiemiddel bij uitstek blijven gebruiken. De jongere generaties, vooral de eerste die in Nederland werd geboren, die thuis Maleis kregen aangeboden en op school of werk Nederlands, ontwikkelden hun eigen kreools, een schijnbaar willekeurige mengeling van Maleis en Nederlands, die wordt aangeduid als 'Malaju Sini'. Grotendeels onbegrijpe-Iijk voor de oudere generatie, schiep dit 'pidgin' een kommunikatiekloof tussen de generaties. Het is ook fnuikend geweest voor de kennis van het Nederlands bij jongeren, wat een ernstige hindernis voor hun schoolloopbaan en kansen op de arbeidsmarkt vormde.

Jonge ouders denken tegenwoordig meer aan de toekomst van hun kinderen en spannen zich in hen goed Nederlands te laten leren ten koste van Maleis. Sommigen sturen hun kinderen zelfs niet naar de buurtscholen die vanouds door Molukse kinderen worden bezocht, maar naar geheel Nederlandse scholen. Dit betekent in sommige gevallen een keuze voor scholen zonder godsdienstige binding (openbare scholen) in plaats van de protestantschristelijke scholen waaraan de sterk godsdienstige Molukkers traditioneel de voorkeur gaven. Men doet dit om te voorkomen, dat de kinderen Maleis spreken met hun leeftijdgenoten en ook, dat ze door hen worden beinvloed in de keuze van voortgezet onderwijs; zo probeert men het traditionele patroon te doorbreken, dat de kinderen zich in hun schoolkeuze laten leiden door die van hun meeste vrienden - wat vaak neerkomt op beroepsonderwijs in plaats van hoger onderwijs.32

Een omgekeerde tendens kan worden bespeurd onder de kinderen van die Molukkers die op eigen initiatief de woonoorden in een vroeg stadium verlieten, vastbesloten om in de Nederlandse maatschappij te slagen of in elk geval hun nakomelingen de best mogelijke startpositie te verschaffen. In hun gezinnen werd thuis uitsluitend Nederlands gesproken, om zeker te zijn, dat kinderen deze taal vloeiend zouden spreken.33 Dit gold ook voor jongeren uit de Nieuw Guinea- en Marine-groepen, waarvan de doorgaans beter geschoolde ouders het Nederlands goed beheersen of voor wie het Nederlands zelfs hun eerste taal is. VOOr de kapingen hadden al deze jongeren niet of nauwelijks kontakt met KNIL-Molukkers, maar de akties (en de eruit voorvloeiende diskriminatie door de Nederlanders) hebben hen meer bewust gemaakt van hun Molukker-zijn en hen nader tot de KNIL-groepen gebracht, waar ze in toenemende mate door hun leeftijdsgenoten zijn geaccepteerd.

Onder hen zijn de afgelopen jaren bewust pogingen in het werk gesteld om het Ambons-Maleis te bewaren en het op de scholen te laten onderwijzen. Een kleine, maar groeiende minderheid pleit zelfs voor Indonesisch als de te onderwijzen taal. Sommige jongeren die buiten de wijken opgroeiden, nemen hun ouders nu kwalijk, dat ze ooit besloten om thuis alleen Nederlands te spreken, opdat hun kinderen maar goed Nederlands zouden leren en hierdoor in Holland zouden slagen. Heel wat van deze jonge mensen hebben op eigen houtje Maleis geleerd, of doen pogingen hiertoe � hun paspoort tot de bredere Molukse gemeenschap waartoe ze graag zouden behoren en waar ze volledig geaccepteerd willen raken.

5.3. gezin en sociale interaktie

Wat het gezin zeif betreft zijn er de afgelopen dertig jaar ook veranderingen geweest. Een die tamelijk onopgemerkt plaatsvond, was de drastische teruggang in omvang van het Molukse gezin. De in Indonesië geboren groep hechtte aan grote gezinnen, en tien of meer kinderen was gewoon. Hiertegenover hebben in Nederland geboren ouders gemiddeld twee, drie kinderen, net als hun Nederlandse tegenhangers. De kleinere gezinsomvang heeft onder meer tot gevolg gehad, dat de omvang van de Molukse gemeenschap is gestabiliseerd.

gemengde huwelijken

Het aantal huwelijken met Nederlanders is gestadig toegenomen. Onder de kleine, geschoolde elite van de eerste generatie (waarvan overigens slechts een handvol ooit in woonoorden of wijken woonde) was trouwen met een Nederlandse vrouw tamelijk gewoon, misschien ook omdat het een teken van status was. Van de ongehuwde soldaten die in 1951 in Holland aankwamen, kozen enkelen ook Nederlandse vrouwen �deels in elk geval omdat er een tekort aan Molukse vrouwen was �, maar de meesten slaagden erin Molukse vrouwen te vinden, vaak onder de dochters van hun oudere kameraden.34

Onder de in Nederland geboren Molukkers zijn gemengde huwelijken met de Nederlanders evenwel haast gebruikelijk geworden, niet alleen onder mannen, maar evenzeer onder vrouwen. In het begin, bij hun oudste kinderen, verzetten ouders van de eerste generatie zich hevig, maar ze verloren de strijd. Tegenwoordig bedraagt het aantal gemengde huwelijken in sommige gemeenschappen wel zo'n zestig procent. Zelfs in de meest behoudende wijken trouwt naar mijn schatting tenminste eenderde van de jongeren met Nederlandse partners.35 In de meeste gevallen brengt dit eerder met zich mee, dat de Nederlandse partner in de Molukse gemeenschap wordt binnen-gehaald, dan dat de Molukse meer in de Nederlandse samenleving raakt geïntegreerd. Aangetrokken door de gezelligheid en hechte band van het Molukse gezin gedragen de Nederlandse partners zich vaak Molukser dan hun gade. Ze Ieren dikwijls Maleis, kleden zich bij feesten volgens de adat, volgen de Molukse gedragsregels, raken volledig verstrikt in het net van familierelaties, en er komen in mijn onderzoek nogal wat gevallen voor, dat ze beter op de hoogte zijn van Molukse geschiedenis en kultuur dan hun Molukse familie. Het kan zelfs voorkomen, dat Nederlandse vrouwen hun Molukse schoonzussen verwijten minder Moluks te zijn dan zij zelf, of hen manen zich meer Moluks te gedragen!

Voor Molukkers betekent trouwen met een Nederlandse partner, dat ze het beste van twee werelden krijgen: de mogelijkheid aan het Molukse sociale leven deel te blijven nemen zonder, althans binnen hun eigen relatie, te worden beperkt door traditionele konventies en rolmodellen, en gelegenheid zich een vrijere, meer westerse Ieefstijl te veroorloven. Terwijl Molukse schoonfamilie (met inbegrip van de broers en zussen van de partner) zou hebben gerekend op veelvuldig bezoek en allerlei gunsten zou hebben verlangd, kan Nederlandse schoonfamilie genoegen nemen met een hartelijke verstandhouding en spaarzaam bezoek. Molukse mannen vinden trouwen met een Nederlands meisje ook aantrekke-Iijk, omdat ze vaak meer bereid is de traditionelere rol van 'onderdanige' vrouw en huisvrouw te accepteren dan moderne Molukse meisjes. Nederlandse vrouwen lijken zich ook minder druk te maken om de fiskale verantwoordelijkheden, beroeps-mogelijkheden en ekonomische verplichtingen van de echtgenoot. Aan de andere kant geven Molukse meisjes te kennen, dat ze de voorkeur geven aan Nederlandse mannen, omdat ze vrouwen gemakkelijker als gelijke partner accepteren, meer open staan, een bredere belangstelling hebben, minder promiscue zijn en ekonomisch meer verantwoordelijkheidsgevoel hebben.

opvoeding

Er zijn ook veranderingen geweest op het gebied van de opvoeding. De in Indonesië geboren generatie bracht haar kinderen groot met strakke, soms hardvochtige discipline. De 'slachtoffers' van deze opvoeding verklaren vaak, lachend en niet zonder waardering, dat ze 'in militaire stijl' zijn grootgebracht. Het gezag van ouders was onbetwist: orders werden nooit uitge-Iegd en een kind mocht nooit naar een reden vragen. Elke overtreding van de regels werd zwaar, dikwijls Iichamelijk, bestraft. Hoewel ze schijnbaar waardering hebben voor de strakke opvoeding die zij kregen, hebben deze zelfde mensen het patroon met hun eigen kinderen nagenoeg geheel verbroken. Zij voeden hen met meer toegevendheid en tederheid op, meer volgens de Nederlandse opvoedingsstijl, zonder echter in haar regelloosheid te vervallen.

Een kind slaan is een zeldzaamheid geworden. Als Iijfstraf wordt toegediend, dan gewoonlijk niet in een vlaag van woede, maar na een uitleg aan het kind. Kinderen mogen hun eigen meningen uiten; huisregels en straffen worden besproken, en een kind krijgt over het algemeen de beschikking over veel meer privacy en persoonlijke leefruimte. Zeker worden bepaalde 'Molukse trekjes' ingeprent, zoals kinderlijke vroomheid, respekt voor ouderen en familiezin, maar ook deze worden minder strak opgelegd. In deze ontwikkeling liggen opnieuw radikale veranderingen besloten.

Ook roept het traditionele hierarchische systeem onder verwanten, waarin oudere kinderen de baas kunnen spelen over jongere, en waarin de oudste broer, de bung, de gezaghebbende rol van surrogaat-vader uitoefent, in de afgelopen jaren bij jongere in Nederland geboren gezinsleden van beiderlei kunne grote weerstand op.

De buitengewoon hechte band binnen het gezin is nog ongeschonden, evenals de langdurige afhankelijkheid van kinderen van de ouders. Maar naarmate men aandringt op steeds grotere privacy en persoonlijke vrijheid, zal de struktuur van het gezin ook losser worden. Uiteraard zal de gehele gezinsstruktuur zoals we deze tegenwoordig kennen, in de volgende generatie verdwijnen, omdat de jonge gezinnen klein zijn en de kinderen op voet van gelijkheid worden opgevoed.

bejaarden

Voorhet eerst is ouderdom een probleem binnen de Molukse gemeenschap geworden. Traditioneel was een zoon, dochter of kleinkind bestemd om thuis te blijven en voor de ouders te zorgen, wanneer ze oud en gebrekkig werden. Dit is in een meerderheid van Molukse gezinnen nog steeds gebruikelijk. Niettemin neemt het aantal gevallen waarin ouders, voornamelijk weduwen of weduwnaars, in een bejaardenhuis worden ondergebracht, geleidelijk toe. Dit is nog steeds een bijzonder gevoelige kwestie, en er worden pogingen gedaan om een 'Molukse oplossing' te vinden, dat wil zeggen, bejaardenwoningen binnen of in de nabijheid van de wijk te bouwen. Deze ontwikkeling vormt het duidelijkste bewijs, dat het traditionele gezinspatroon aan het uiteenvallen is en plaats maakt voor een meer westerse struktuur.

Hoewel het gemengde huwelijk met Nederlanders tegenwoordig in brede kring wordt aanvaard, geldt dit niet voor andere etnische of raciale groepen. Men kent deze groepen, waaronder Indische Nederlanders, een lagere sociale status toe.36 Het probleem dat de kinderen van gemengde huwelijken ‘halfbloedjes’37 zijn, is, verrassend genoeg misschien, nog geen punt van diskussie in de Molukse gemeenschap geworden. De meesten worden als Molukkers opgevoed, maar het staat te bezien wat hun plaats zal zijn wanneer ze volwassen worden.

5.4. individualisering

Het maken van individuele keuzen en beslissingen wordt door jonge mensen steeds meer beklemtoond, hoewel vele Molukkers nog trots wijzen op hun kollektieve wijze van denken en handelen. Afgezien van het feit dat het van oudsher ingebouwde konflikt in de Molukse samenIeving tussen gemeenschapskonformiteit en individuele expressie nog steeds bestaat, is de tendens tot individualisering zeer sterk en onomkeerbaar geworden.

De eerste stap werd gezet, toen mensen van de woonoorden naar de woonwijken verhuisden. In de woonwijken woonden ze nog steeds ruimtelijk dicht bij elkaar, maar de verandering in bouwkundig ontwerp leidde tot grotere sociale afstand. Het 'long-house syndroom' van de kampen maakte plaats voor de 'my home is my castle'-filosofie, wat aansloot bij de architekturale verandering van barakken in afzonderlijke, op zichzelf staande eenheden. De nieuwe huizen hadden elk een eigen voordeur, en buren werden van elkaar gescheiden door dikke muren. Men loopt minder gemakkelijk bij elkaar aan, er wordt aangebeld, en het leven binnenshuis onttrekt zich meer aan het oog van de buren. Mensen die zich het kampleven herinneren, vertellen zonder uitzondering op nostalgische toon hoe ze de gezelligheid en hechte band missen, maar ze zijn allemaal meer op zichzelf gaan leven.

De tweede verandering deed zich voor, toen steeds meer jonggetrouwde stellen woonruimte moesten vinden buiten de wijken, die vol waren en overeenkomstig het Nederlandse beleid niet werden uitgebreid. In de gemengde buurten buiten de woonwijken werd de privacy nog groter en het werd de wijken nagenoeg onmogelijk om sociale kontrole uit te oefenen. Evenals hun Nederlandse buren stellen Molukkers die buiten de wijk wonen, geen prijs op onverwacht bezoek, maar verwachten ze van hun vrienden, dat ze vooraf opbellen. Deze situatie stelde hen in staat vrij van sociale druk een individuele Ievensstijl te ontwikkelen. Zelfs alternatieve 'westerse' levensstijlen, zoals samenwonen, vonden ingang; ze werden soms met tegenzin door de ouders getolereerd, maar dikwijls nog heftig bestreden.

Degenen die naar de grote steden trokken, raakten nog sterker geïndividualiseerd en onafhankelijk, mede dank zij de anonimiteit van de stad en de afstand ervan tot de wijken. De banden met familie en vrienden zijn echter heel hecht gebleven. De veelvuldige bezoeken over en weer stellen de migranten in staat voeling te houden met de gemeenschap. Bij hun bezoeken aan de wijken putten ze nieuwe kracht uit hun Molukker-zijn, maar ze brengen ook nieuwe ideeën en modes met zich mee, en brengen de wijken hierdoor in kontakt met de buitenwereld.

De blijvende sterke behoefte aan gemeenschapsbeleving blijkt in het geval van Lelystad, een splinternieuwe tekentafelstad in de recent drooggelegde Flevopolder. Onafhankelijk van elkaar vestigden zich ongeveer vijftig Molukse gezinnen in verschillende stadswijken. Toch vonden ze elkaar, organiseerden onlangs een kulturele dag, en zijn nu bezig een Molukse stichting op te richten.

5.5. ontkerkelijking

De toenemende individualisering ging hand in hand met ontkerkelijking. Lang nadat Nederlandse jonge mensen de kerken waren ontvlucht, bleven Molukse jongeren de kerk trouw bezoeken. Vrijwel elk kind werd gedoopt en nagenoeg iedereen doorstond belijdenis (sidi). Deze laatste plechtigheid maakt iemand niet alleen een volwaardig lidmaat van de kerk, maar ze is tevens een soort inwijding in de volwassenheid. Zo zou iemand niet mogen trouwen, voor hij of zij belijdenis heeft gedaan.

De laatste jaren is het kerkbezoek onder de jeugd sterk teruggelopen, en zelfs het aantal dopen en belijdenissen neemt langzaam af. Voor degenen die wegblijven, heeft het Christendom als adat afgedaan, dat wil zeggen, ze voelen zich niet verplicht naar de kerk te gaan alleen omdat de gemeenschap dat verwacht of omdat het als gepast Moluks gedrag wordt beschouwd.

Sommigen hebben het geloof verloren, anderen hebben een andere geloofsovertuiging gekozen, en in enkele uitzonderlijke gevallen hebben mensen het Christendom verworpen, omdat ze het beschouwen als een blanke godsdienst die als werktuig van koloniale onderdrukking heeft gediend. Onder de aanhangers van deze theorie zijn er zelfs enkele, die zijn 'teruggekeerd' tot wat naar hun overtuiging de inheemse godsdienst uit voor-christelijke tijden is.

De behoudende kerkelijke leiding die er blijk van heeft gegeven nauwelijks in staat te zijn met haar tijd mee te gaan, heeft het natuurlijk grotendeels aan zichzelf te wijten, wanneer zelfs van de jongeren die nog in het Christendom geloven, velen de diensten niet meer bezoeken. De meeste diensten worden gehouden in het Hoogmaleis, dat vergelijkbaar is met kerklatijn, en zelfs voor de oudere generatie hooguit maar ten dele begrijpelijk is. Voor de jongeren is uitslapen op zondagmorgen, na een lange nacht in de disko, begerenswaardiger geworden dan een ritueel bij te wonen dat, in hun ogen, geen betekenis heeft.

Bovendien houdt de kerk - of liever gezegd de kerken, aangezien er, meer op basis van familieveten dan van de leer, voortdurend afscheidingen hebben plaatsgevonden � zich niet bezig met de sociale problemen die de jongeren raken, zoals drugsverslaving. Kerkelijke leiders hebben tevens pogingen in het werk gesteld om de traditionele levensstijl te handhaven, waarbij ze er zelfs toe zijn overgegaan om mensen die ongetrouwd samenwonen, van de deelname aan het Avondmaal uit te sluiten.

6. samenvatting

Sinds de kapingen zijn er twee belangrijke ontwikkelingen geweest: ten eerste, een sterke wederopleving van Molukse identiteit, met inbegrip van een herwaardering en herinterpretatie van traditionele waarden en gebruiken; in de tweede plaats, een grotere bereidheid om een permanent verblijf in Nederland, met als resultaat een betere aanpassing aan het leven in de Nederlandse samenleving, te accepteren.

Deze twee ontwikkelingen hoeven niet met elkaar in tegenspraak te zijn. Als ze zich in hun huidige richting voortzetten, zal het resultaat waarschijnlijk zijn, dat Molukkers als aparte etnische groep, met een deels afzonderlijke kultuur die in een kenmerkende Ievensstijl tot uitdrukking komt, blijven voortbestaan, terwijl ze tegelijkertijd funktioneel in de Nederlandse samenleving geintegreerd raken.

6. separatistische tegenkrachten

fatalisme

Er zijn ook sterke krachten die tegen een ontwikkeling in deze richting werken. Een ervan is het sterke fatalisme onder een vrij grote groep Molukkers, voornamelijk onder de jongeren, die niet alleen vrezen dat ze om hun huidskleur nooit volledig zullen worden geaccepteerd, maar ook dat ze kansloos zijn in de Nederlandse samenleving. De statistieken, die deze vrees Iijken te bevestigen, dragen verder bij aan hun gevoel van fatalisme. Hoge jeugdwerkloosheid bijvoorbeeld is in de Nederlandse samenleving als geheel een ernstig probleem, maar ze bereikt in sommige Molukse wijken een omvang van tachtig procent. Ook het aantal drugsverslaafden is vier maal zo hoog als het nationaal gemiddelde. Het gevoel van vele Molukse jongeren dat ze in een hopeloze situatie verkeren, is duidelijk van invloed op het blijvend hoge percentage vroegtijdige schoolverlaters onder hen.

omgekeerd racisme

Een andere tegenwerkende kracht is omgekeerd racisme. Het zoeken naar identiteit heeft in sommige gevallen (vooral in grote steden zoals Amsterdam, waar zo'n identiteit het moeilijkst te handhaven is), geleid tot het begrip van de 'super-Molukker', een Molukse Obermensch die in alle opzichten superieur aan anderen is.

Onder de oppervlakte blijft haat tegen de Nederlanders smeulen, en deze kan elk moment opvlammen � ook bij leden van in Nederland geboren generaties. Teenagers, uiterlijk 'Nederlands' in hun gedrag, werden plotseling van haat vervuld wanneer ze spraken over de behandeling van hun ouders door de Nederlanders. Molukkers, die, soms meer dan twintig jaar, met een Nederlandse partner zijn getrouwd, hebben vaak uitdrukking gegeven aan dezelfde diepgewortelde wrok en afkeer, vaak gewoon in het bijzijn van hun partner. Ik weet van een uitzonderlijk geval, waarin de Molukse vader zijn zeer licht getinte, half-Nederlandse dochter trachtte te verbieden met een Nederlander te trouwen, touter omdat hij Nederlands was.

isolement

Blijvend, zelfgekozen isolement lijkt nog een faktor, die integratie tegenwerkt. Veel wijken blijven eilanden van separatisme in een Nederlandse zee, en veel Molukkers die in een Nederlandse buurt wonen, hebben weinig of geen kontakt met hun blanke buren. Echte vriendschap en regelmatige interaktie met Nederlandse bekenden zijn nog uitzondering - ook voor een groot aantal gemengde paren.

leiderschap

Tenslotte hebben de grote verdeeldheid binnen de Molukse gemeenschap en het gebrek aan leiderschap het voeren van gezamenlijke emancipatorische akties zeer bemoeilijkt. Vanouds hebben meningsverschillen tussen leiders tot splitsingen in steeds kleinere partijen geleid. Tegenwoordig zijn de meeste charismatische leiders van de eerste generatie overleden of van het toneel verdwenen. In de algemene sfeer van politieke uitputting die sinds de kapingen heerst, zijn er geen nieuwe leiders van formaat naar voren

getreden. De bekwame managers en technokraten, die het eerdergenoemde Molukse Inspraakorgaan bemannen, hebben slechts gedeeltelijk in de leemte voorzien. Hoewel ze zich hebben ingespannen voor vorderingen op het lang verwaarloosde sociaalekonomische terrein en dankzij de druk die ze op de Nederlandse regering hebben uitgeoefend, kunnen bogen op enkele successen, zijn het grotendeels Manusamagezinden; ze zijn daardoor niet in staat geweest steun van andere belangrijke groeperingen te krijgen.

Onder hen die jonger dan vijfendertig jaar zijn, lijkt zich een nieuwe politieke stijl te ontwikkelen. Ze zijn bereid om problemen kalm en rationeel te bespreken, en naar uiteenlopende standpunten te luisteren. Ze houden zich ook met nieuwe zaken bezig. Liever dan zich in de nationale politiek te begeven werken ze op plaatselijk nivo, en proberen het lot van de wijkbewoners te verbeteren in plaats van de Nederlandse regering te bevechten. Deze tendens gaat hand in hand met de Nederlandse politiek van decentralisatie. Het gevaar hiervan is, dat terwijl plaatselijk misschien vooruitgang kan worden geboekt, de emancipatie van de Molukse gemeenschap als geheel wellicht stagneert.

 

Notes:

  1. Er is weinig aandacht besteed aan de vorm die deze vrije republiek zou moeten krijgen. De enige aanwijzingen daarover zijn te vinden in devoorlopige grondwet uit 1950, die herhaaldelijk is afgedrukt in publikaties over de RMS door personen die de Molukse zaak steunen. Een volledige overdruk is te vinden in Bung Penonton, De Zuidmo/ukse Repub/iek (Amsterdam: Buijten en Schipperheijn, 1977), pp.24660. Veel Molukkers zijn van mening, dat de kwestie pas onderwerp van diskussie kan zijn, nadat de RMS is gerealiseerd, en dat Molukkers in het thuisland hierbij betrokken moeten zijn. Over de relatie die een vrije RMS met Nederland zou onderhouden, is geen publieke diskussie gevoerd. Naar het schijnt wordt een nauwe ekonomische band wenselijk geacht en een politieke afhankelijkheid afgewezen. Nog vager is men bij de bespreking van een toekomstige relatie tussen de RMS en Indonesia; sommigen stellen zich voor, dat op den duur soortgelijke relaties tot stand zouden kunnen komen als die voor Nederland zijn uitgestippeld. return ^
  2. Een kompliment is op zijn plaats voor de Nederlandse politie, die hopeloos in de minderheid was. Door af te zien van geweld en het inroepen van versterkingen hield ze de gemoederen voldoende in toom om geweldsuitbarstingen te voorkomen. return ^
  3. De term 'jongeren' in de Molukse gemeenschap wordt ruim opgevat en heeft betrekking op mensen in de leeftijdskategorie van 18 tot 40 jaar. return ^
  4. Konink/ijke Nederlands /ndisch Leger. return ^
  5. De gewoonte van de Molukkers om zichzelf als 'Zwarte Nederlanders' aan te duiiden wekte, zoals Ben van Kaam (The South Mo/uccans , [London: Hurst 1980], p.4) opmerkt, “bij de Nederlanders afwisselend irritatie ('Wie denken ze wel, dat ze zijn?') en voldoening ('trouwe soldaten').” return ^
  6. Hendrik Kraemer, From Missionfield to Independent Church (Den Haag: Boekencentrum, 1958). De zendeling Kraemer, een scherp opmerker, bespreekt ook de op godsdienst gebaseerde superioriteitsgevoelens van de Molukse Christenen ten opzichte van hun Moslimbroeders, die in Kraemers tijd (1926) ruwweg eenderde deel van de Ambonse bevolking uitmaakten en tegenwoordig tenminste de helft. Ondanks het grote aantal Moslims heerst in Indonesië en elders nog steeds het waanbeeld, dat de Centrale Molukken Christelijke eilanden zijn. Zelfs onder in Nederland geboren jonge Molukkers overheerst de gedachte dat Moslims op hun eilanden van herkomst slechts een nietige minderheid vormen. Daze misvattingen zijn te wijten aan het feit, dat in overgrote meerderheid Christenen in dienst traden bij Nederlandse koloniale instellingen buiten de Molukken en aan de publiciteit, die Christelijke ballingen tijdens hun politieke akties kregen. Slechts een kleine minderheid (ongeveer 2%) van de bannelingen is Moslem en zij zijn over het algemeen politiek passief gebleven. Voor een studie van Ambons Moslems, zie Richard Chauvel, “Ambon's Other Half: Some Preliminary Observations en Ambonese Moslem Society and History,” Review of Indonesian and Malayan Affairs 14, 1 (1980): 40�80. return ^
  7. Na de Tweede Wereldoorlog deden 25.000 Molukse militairen dienst bij het KNIL. Bij de souvereiniteitsoverdracht (1949) werden er 12.000 gedemobiliseerd, 6.000 ontslag aangezegd en 1.000 gingen in het Indonesische leger (TNI). Ongeveer 2.000 op de Zuid-Molukken gelegerde troepen vormden de kern van het RMS-leger, en ongeveer 4.000 anderen, in hoofdzaak gelegerd op westelijke eilanden (voornamelijk Java), weigerden te worden gedemobiliseerd of ontslagen tenzij op de Molukken of (toen nog) Nederlands Nieuw-Guinea (Gunter Decker, Republik Maluku Solatan [Gottingen: Schwarz, 19571, p.31).return ^
  8. De eilanden waarop de RMS aanspraak maakte, zijn dezelfde als die tegenwoordig de kabupaten Maluku Tengah en Maluku Tenggara vormen, twee distrikten van de Provincie Maluku van de Republiek Indonesia. return ^
  9. Deze korte samenvatting van de gebeurtenissen rond het uitroepen van de RMS is gebaseerd op Ben van Kaam, The South Moluccans en Bung Penonton, De Zuidmolukse Republiek.Een beknopt relaas van de Molukse geschiedenis na de Tweede Wereldoorlog is te vinden in Richard Chauvel, “Ambon: Not a Revolution, but a Counterrevolution,” in Regional Dynamics of the Indonesian Revolution, ed. Audrey R. Kahin (Honolulu: University of Hawaii Press, 1985), pp.237�64.

    Soumokil, een voormalig minister van Justitie en prokureur-generaal van de federale staat Oost-Indonesië (Negara Indonesia Timur), was betrokken bij de coup van Andy Aziz in Zuid-Sulawesi en was later een van de leidende figuren achter de RMS. In 1952 werd hij president van de RMS-noodregering op Ceram. Na zijn arrestatie in 1963 word hij in 1964 ter dood veroordeeld, maar pas in 1966 op bevel van Suharto geeëxekuteerd.

    Manusama die Ceram in 1952 voor een politieke missie had verlaten, arriveerde in 1953 via Nieuw-Guinea in Nederland. Omdat zijn aandeel in de RMS-proklamatie tenminste even belangrijk was geweest als die van Soumokil, was hij voor de RMS-beweging in Nederland van grote symbolische waarde en werd hij president van de RMS-regering-in-ballingschap na Soumokils dood.

    return ^
  10. 76.1% van de troepen waren etnische Ambonezen, dat wil zeggen, geboren in de Centrale Molukken (65.5%) of daarbuiten, maar dan wel van Ambonese afkomst. Het grootste deel van de resterende 23.9% kwam van de zuidoostelijke Molukse eilanden (bijv. Kei en Tanimbar). Nadere gegevens over de totaal 12.500 personen zijn niet beschikbaar, hoewel bekend is, dat 93% van hen Protestant was, ongeveer 4.5% Rooms-Katholiek (voor het meerendeel afkomstig uit de Zuidoost-Molukken) en 2.5% Moslim (grotendeels etnische Ambonezen). Een aantal vrouwen van militairen waren van niet-Molukse afkomst (de meesten Javaans) en over het algemeen bekeerd tot de godsdienst van hun echtgenoten. Gedetailleerde gegevens zijn te vinden in Commissie Verwey-Jonker, Ambonezen in Nederland (Den Haag: Staatsdrukkerijen Uitgeverijbedrijf, 1959).

    In het begin werden alle nieuwkomers in hun algemeenheid als 'Ambonezen' aangeduid, een term waar mensen uit het Tenggara-gebied niets van moesten hebben: ze hebben met de Ambonezen langdurige vetes gehad, omdat dezen hen op grond van kulturele superioriteitsgevoelens als minderen pleegden te behandelden. Gewelddadige botsingen tussen beide groepen tijdens de kampperiode brachten de Nederlandse overheid ertoe hen in aparte wijken onder te brengen. De laatste jaren is er verbetering gekomen in de verstandhouding onder de jongeren die de bittere herinneringen van hun ouders niet delen.

    Na enkele jaren begonnen de Molukkers zichzelf 'Zuid-Molukkers' te noemen, een term die meer groepen omvat, maar ook een politieke verklaring van toewijding aan de RMS�zaak vormt. De regering gebruikt de benaming 'Ambonezen' niet meer, maar heeft de aanduiding 'Zuid�Molukkers' ook verworpen vanwege haar gevoeligheid ten aanzien van Indonesië. In plaats hiervan heeft ze 'Molukkers' als algemene benaming gekozen.

    return ^
  11. Op bijgaande kaart is de geografische sprei-ding van de kampen en de meeste van de hieronder genoemde woonwijken aangegeven. Sinds de Nederlandse overheid deze kaart heeft uitgegeven, werden nog vijftien nieuwe wijken gebouwd. Alle Kampen zijn opgeheven, met uitzondering van Kamp Lunetten in Vught. Eens met ongeveer 2100 bewoners het op een na grootste kamp, is het aantal inmiddels geslonken tot een paar honderd, die er meestal om politieke redenen zijn blijven wonen. De geplande ontruiming van het Kamp in 1986 schiep in net hele land veel spanning onder Molukkers. Velen zouden graag zien, dat tenminste een deel ervan als historisch monument zou worden behouden. return ^
  12. Aangezien de meeste Molukkers die naar Nederland kwamen, zichzelf nooit Indonesiërs hebben gevoeld, hebben ze zich nooit afgevraagd of hun rol in de koloniale tijd moreel juist was of niet. Jongere mensen beseffen wel degelijk, dat hun ouders werktuigen van het Nederlandse kolonialisme waren, maar ze wijten dit nagenoeg geheel aan de Nederlanders. return ^
  13. Het duurde niet lang, voor de Nederlanders hun fout inzagen en probeerden de situatie recht te zetten door de soldaten de gelegenheid te bieden om in juli 1952 te tekenen voor een burgerwacht. Het aanbod kwam te laat. Het nationalisme vierde hoogtij in de kampen; de Molukkers weigerden het aanbod zelfs maar in overweging te nemen alvorens enkele politieke koncessies betreffende de RMS waren gedaan, en ze verwierpen het uiteindelijk geheel. (Van Kaam, South Moluccans, p.138 return ^
  14. De Nederlandse autoriteiten houden vol, dat zo een belofte nimmer is gedaan. Het is echter denkbaar, dat Nederlandse funktionarissen in Indonesië uitspraken in deze richting hebben gedaan om het overbrengen van de KNIL�troepen naar Holland vlot te laten verlopen. Wat de waarheid ook zij, oudere Molukkers zijn er vast van overtuigd, dat een dergelijke belofte bestaat. return ^
  15. In talrijke interviews beschreven Molukkers, jong en oud, het kampleven met een mengsel van bitterzoete opgetogenheid en weemoed. Ze herinneren zich politieke machtsstrijd, het barse optreden van sommige ex-sergeants, de hevige druk om zich te konformeren; maar wanneer ze in hun na verloop van de jaren mildere herinneringen de goede en slechte kanten optellen, is het toch overwegend een goede tijd geweest. Het kamp lijkt, evenals de tangsi , een verloren paradijs, een periode van intens gemeenschapsgevoel, dat pijnlijk wordt gemist en dat nooit zal terugkomen. Vanaf het begin waren er echter velen, die de kampen verlieten om persoonlijke beweegredenen of vanwege konflikten met anderen, en na verloop van tijd werden heel wat mensen om politieke redenen tot vertrek gedwongen, zoals we hiema zullen zien. Voor een ooggetuigeverslag van de situatie in de kampen in de beginperiode, zie Tamme Wittermans, “Social Organization of Ambonese Refugees in Holland” (Ph.D. dissertation, University of London, 1976), pp.22�26 en passim. De situatie in drie kampjes in een kleine stad (Woerden, Zuid-Holland) wordt in close-up beschreven door Nico van Wijk, Ambon o/ Belanda? (Leiden: COMT, 1985). return ^
  16. Voor een volledige beschrijving van het systeem van pela-dorpsbondgenootschappen, zie Dieter Bartels, “Guarding the Invisible Mountain” (Ph.D. dissertation, Cornell university, 1977). return ^
  17. In de eerste jaren speelde de stichting van een Molukse Protestante Kerk (Geredja Indjili Maluku), onafhankelijk van de Nederlandse Gereformeerde Kerk, waarvan de geloofsopvattingen door de Molukkers worden gedeeld, ook een belangrijke rol. Deze kerk was altijd nauw betrokken bij de RMS�strijd. return ^
  18. De voorzitter van de Badan Persekutuan was dominee S.Metiary, een voormalige legerpredikant. Hij werd ook verkozen tot voorzitter van de BPRMS, een funktie die hij nog steeds bekleedt Het schijnt, dat Metiary de belangrijkste man is inzake de machtsverdeling binnen de organisatie, terwiji Manusama, een van de oorspronkelijke architekten van de RMS op Ambon en als zodanig het symbool van de strijd, erin is geslaagd afzijdig te blijven van inteme twisten. Voor meer details over de oprichting van de BP en BPRMS, zie Penonton, Zuidmolukse Republiek, pp.143�47 en 153�54. return ^
  19. Deze beide groepen verkeren in een veel gunstiger financiële positie dan de KNIL-groep. De Marinemensen genieten een naar verhouding hoog pensioen, en de over het algemeen beter opgeleide mensen van Nieuw-Guinea vonden betrekkelijk gemakkelijk een goed betaalde baan. Een fink aantal mensen uit beide groepen sympathiseerde met de RMS, maar zij werden door de KNIL-groep afgewezen: ze zouden geen echte Molukkers zijn. Er zijn koncentraties van deze of gene groep in bepaalde steden, maar ze wonen alle eerder gespreid dan in wijken. return ^
  20. De onrust en de verspreiding van ideologieën werd �onbewust� in de hand gewerkt door de Nederlandse Spoorwegen: deze bracht een zeer goedkope jongerenkaart uitbracht, die de houders in de gelegenheid stelde gedurende een week door heel Nederland te reizen. Molukse jongeren kregen hierdoor voor het eerst de mogelijkheid elkaar in groten getale te ontmoeten op popkoncerten of tijdens bezoeken aan elkaars wijk. return ^
  21. De jongeren die betrokken waren bij de kapingen, groeiden op in het kamp Schattenberg, een totaal gesloten kamp, gelegen in een afgelegen, bosachtige streek in de provincie Drenthe, kilometers van de omringende dorpen vandaan. return ^
  22. Voor een persoonlijk relaas van het 'Wassenaarincident' van een van de hoofdpersonen zie Tete Siahaya, Wassenaar '70: Zuid-Molukkers slaan terug (Amsterdam: De Bezige Bij. 1972). return ^
  23. De akties in 1975 en 1977 zijn opgetekend in Ralph Barker, Not Here, But in Another Place. A True Story of Captors and Hostages (New York: St.Martin's Press, 1980). Zie ook A.P.Schmid en J.de Graaf, Insurgent Terrorism and the Western news Media(Leiden: COMT, 1980), pp.262�315. return ^
  24. De onmiddellijke reperkussies varieerden van het op straat uitschelden van Molukkers door Nederlandse burgers tot het lastig vallen door de politie van jonge Molukkers of wie ook maar enigszins op hen leek, waaronder veel Indische Nederlanders. Een effekt op langere termijn kwam voort uit stereotypering van Molukkers als geneigd tot gewelddadigheid: dit leidde tot wijdverspreide diskriminatie, vooral op de arbeidsmarkt. Voor een analyse van de positieve en negatieve gevolgen van de akties voor de Molukse gemeenschap en de Nederlandse samenleving, zie Andre Kobben, “De gijzelingsakties van Zuid-Molukkers en hun effekten op de samenleving,” Transaktie8, 2 (1979): 147�54. Professor Kobben komt tot de konklusie, dat de gevolgen als geheel negatief waren, maar erkent, dat deze bewering een waardeoordeel is. Ik ben met hem eens, dat de gevolgen op korte termijn (het artikel werd maar twee jaar na de laatste akties geschreven) inderdaad schadelijk waren, maar ik ben er, op grond van de in het vervolg geschetste ontwikkelingen na de kapingen, van overtuigd, dat de positieve effekten op de lange duur zullen opwegen tegen de negatieve. Moge dit ook gelden als een ‘waardeoordeel’. return ^
  25. Inspraakorgaan Welzijn Molukkers (IWM). Hoewel leden van het IWM veelvuldig klagen dat de regering vaak besluiten betreffende Molukkers neemt zonder op hun advies te wachten, heeft de organisatie heel succesvol gefunktioneerd als waakhond, en heeft ze de regering voldoende onder druk weten te zetten om haar politieke beslissingen die als schadelijk voor Molukse belangen worden beschouwd te doen wijzigen of in te trekken. Het succes van het IWM is wellicht een van de redenen achter recente pogingen van de Nederlandse regering om het op te heffen en een adviesraad voor alle minderheden op te richten, waarin Molukkers alleen al op basis van aantallen veel minder macht zouden hebben. return ^
  26. Ze zijn bijvoorbeeld weggelaten in een rapport aan de regering van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (Rinus Penninx, Ethnic Minorities [Den Haag: WRR, 1979]). In de Iaatste jaren lijkt zich echter onder jonge Indische Nederlanders een groeiend etnisch bewustzijn te ontwikkelen, dat onverwachte problemen voor de Nederlandse regering zou kunnen opleveren. Het “assimilatieproces” van de Indische Nederlanders is beschreven door Hans van Amersfoort, Immigration and Formation of Minority Groups (Cambridge: Cambridge University Press, 1982), pp. 81-96. return ^
  27. Hun sociale positie wordt geschetst in Penninx, Ethnic Minorities, pp.47-151. return ^
  28. Sommige Molukkers betogen, dat de kapingen evenzeer tegen Manusama en de Badan Persatuan waren gericht als tegen de Nederlandse regering. return ^
  29. 'Alifuru' is de verzamelnaam voor de stammen in het binnenland van Ceram. In de koloniale tijd had de term ook de bijbetekenis van 'wilds' � in de negatieve betekenis van het woord. De Alifuru werd niet alleen door de Nederlanders veracht, maar ook door de bevolking van Ambon-Lease. De symbolische omkering van negatief naar positief heeft zich, onafhankelijk, ook in de Centrale Molukken voorgedaan. return ^
  30. Ongeacht waar Molukkers zijn geboren, ze duiden bijna altijd het dorp van herkomst van hun clan aan als hun 'thuis'. Pas sinds kort zijn jonge Molukkers in Holland met deze gewoonte gestopt, en verwijzen ze in eerste instantie naar de Nederlandse steden waar hun wijk is gelegen. return ^
  31. Een kumpulan is een organisatie van mensen van een bepaald dorp of eiland. Het doel is de groep bijeen te houden, de adat te handhaven, te helpen met projekten in het dorp van herkomst, en werk en geld bij te dragen voor begrafenissen van leden. Ze hebben gewoonlijk een algemene bijeenkomst per jaar en organiseren ook dansavonden, sporttoernooien, loterijen, etc.. return ^
  32. Het aantal jongeren dat aan een universitaire studie begint, is nog erg klein, en het aantal afgestudeerden is nog lager. In overeenstemming met het voortgaande zoeken naar identiteit is 'Indonesiëkunde' een gewilde studierichting geworden. Meer jongeren zijn opleidingen gaan volgen op het gebied van 'sociaal werk', vanuit hun uitdrukkelijke wens aan de vooruitgang van 'hun eigen mensen' te werken. In Nederland wordt onderwijs op dit terrein gegeven op speciale opleidingen, de zogeheten Sociale Akademies. return ^
  33. Vergeleken met Amerikanen zijn de Nederlanders veel meer taalbewust, en is een goede beheersing van de taal bepalender voor iemands sociale kiasse en sociale mobiliteit. return ^
  34. Hilde Verwey-Jonker was de voorzitster van een kommissie, die uitgebreid studie maakte van de situatie van Molukkers aan het eind van de jaren vijftig, wat resulteerde in een inmiddels klassiek rapport, Ambonezen in Nederland. In een recent interview in Marinjo (maart 1985) sprak Verwey-Jonker haar verbazing uit over het betrekkelijk weinig voorkomen van gemengde huwelijken, gezien het grote aantal vrijgezellen onder de KNIL-troepen (meer dan 1000) en het tekort aan ongetrouwde vrouwen. Omdat er geen cijfers beschikbaar zijn, is het moeilijk na te gaan, hoe groot het feitelijke tekort aan vrouwen was en hoe hoog net percentage vrijgezellen dat met niet-Molukkers trouwde. Ik denk, dat het tekort eigenlijk niet zo groot was, omdat de dochters van veel oudere soldaten binnen de eerste twee of drie jaar in Nederland een huwbare leeftijd bereikten. Er was waarschijnlijk weinig wedijver van voiwassen zoons, omdat Molukse mannen laat plegen te trouwen. return ^
  35. Men dient zich ook of te vragen, of het grote percentage gemengde huwelijken van Nederlanders, niet alleen met Molukkers, maar ook met Indische Nederlanders en in mindere mate met andere etnische minderheden, eigenlijk niet een Nederlands verschijnsel is. Hoe het ook zij, gemengd huwelijk vereist acceptatie van beide kanten, en net is duidelijk, dat de Molukkers hun bereidheid hebben laten zien. return ^
  36. Destijds in de koloniale tijd voelden Molukkers zich verwikkeld in een statuswedloop met 'Indo's', zoals Molukkers Indische Nederlanders noemen. Molukkers kijken over het algemeen op deze 'Indo's' neer, en in het verleden bestonden er tussen beide groepen weinig sociale kontakten. onder jonge mensen ontwikkelt zich een tolerantere houding, hoewel de gevoelens van de meesten het best als tweeslachtig kunnen worden omschreven. Gemengde huwelijken zijn in opkomst, maar getalsmatig nog niet van betekenis, vooral vergeleken met Nederlands-Molukse huwelijken. Sinds de komst van de Molukkers in Holland hoort men vrijwel nooit van huwelijken met andere Indonesische groepen, maar het was vroeger vrij gebruikelijk voor KNIL-soldaten om Javaanse vrouwen te trouwen. return ^
  37. Molukkers gebruiken de Nederlandse benaming ‘halfbloedjes’, wanneer ze het hebben over kinderen uit gemengde huwelijken. return ^